maandag 18 oktober 2010

DE MIJNSCHACHT (Copiapo)

Dit is waar je bang voor bent: graf
waarin je ademhaalt, honger hebt,
hartenklop voelt. Boven de grond
begint het vergeten, je bestaat er niet
tastbaar meer, schreeuw ongehoord,
gemis al aan het slijten.

Dit is wat angst aanjaagt: je graaft
te diep, de gang stort in, geen weg
terug naar waar en wie je was
vóór je groef; groef naar wat,
wat wilde je vinden?

Je wordt gered. Liefde staat in rijen klaar.
Op de verschrikking valt een flits licht
maar de donkere bril houdt tegen. Wat je
onder ogen zag is beneden gebleven; komt
later wel omhoog, zal je inhalen,
laat zich dan opnieuw horen,
dezelfde gil
hetzelfde doorboren.


Koper is goud waard.
Een waar verhaal wordt gewogen
op de schaal van het bijna niet te geloven,
kan ook zijdelings gelogen
of verzwegen, mag ook mooier verteld
dan hoe het zich onderaards afspeelde.

Je zoekt naar woorden maar je tong wil niet, je
houdt je groot, gaat overdag door met leven.
Wat 's nachts bang maakt is een schacht
waarin je vastzit, halverwege,
je ligt klem in een ander lijf,
hebt geen weerwoord,
nog geen eigen stem, je bent
niet eens geboren.