maandag 9 januari 2012

DE PAARDEN

DE PAARDEN (4)

Van mijn grootvader

Hij besloeg ze. Hij koelde zijn woede
op hoefijzers, legde zijn wil op
aan hengsten die zich briesend verzetten
tegen de hamer, dwong onderwerping af
met een paar woorden, zijn taal, een vloek.

Joeg zijn zoon het ambacht in. Beval hem
gevoel als vloeiend metaal in water te koelen
tot het de tijd kon doorstaan, gebood hem
zijn rug te krommen onder de paarden
vanaf zijn twaalfde jaar.

Het aambeeld een altaar waarop onschuld geofferd.
Een voorschoot van leer verhulde
hoe jong nog, hoe teer; op een foto
heft de kleine - mijn vader - de moker
als een pauwenveer.

Hij verdroeg ze, de vrouwen;
ging ook zonder zijn gang. Wachtte
zwijgend achter het raam op het laatste,
het einde. Was ook daarvoor niet bang.